Onderweg als pelgrims

15 Psalmen en 15 weken onderweg als pelgrims

In het Bijbelboek van de Psalmen vinden wij een apart bundeltje van 15 psalmen. Wij mogen aannemen dat deze liederen gezongen werden toen de Israëlieten onderweg waren naar de jaarlijkse grote feesten in de tempel. Het worden dan ook pelgrimsliederen of bedevaartsliederen genoemd.

Het zijn liederen waarin de zangers hun diepste emoties laten zien. In de mooie en juist ook in de zware momenten van het leven wist men zich afhankelijk van de levende God van Israël.

Ook voor ons zijn deze psalmen gezongen. Ook wij zijn als christelijke gemeente in de weken van de Lijdenstijd en de weken tussen het Paasfeest en het Pinksterfeest 15 weken lang onderweg naar de grote feesten, die in het Nieuwe Testament door de Heer Jezus een vernieuwde inhoud hebben gekregen: het Paasfeest en het Pinksterfeest.

De gelovige van vandaag is ook een pelgrim die zijn bedevaart door dit leven naar het Nieuwe Jeruzalem mag maken. Op onze pelgrimsreis worden wij bemoedigd en mogen wij ons bezinnen in de onze wandel in Christus. Zo zijn wij zijn gemeente op weg naar het Paasfeest (zijn overwinning over de dood) en het Pinksterfeest (zijn Geest die ons nooit zal verlaten).

Een gezegende tijd toegewenst,

Arie de Ruiter

Voorjaar 2021

Psalm 120 – Bevrijd mijn ziel

“Het eerste wat ik je moet zeggen is, dat ik Gods nabijheid in mijn leven ervaar. Juist ook nu. Zorgen genoeg en vaak ook bang hoe het verder met mij zal gaan.” Het waren woorden die mij raakten. Een belijdenis die mij stil maakte. Maar toch…!

Zo begint het eerste van de vijftien pelgrimsliederen of bedevaartsliederen: “Roep ik in mijn nood tot de HEER, hij geeft mij antwoord.”. De pelgrim is op weg naar Jeruzalem om één van de grote feesten te vieren. Voor hem is deze reis een keuze om alles achter zich te laten. Er is trouwens geen weg terug voor hem. Er worden leugens over hem verteld. Waar moet hij naar toe vluchten? Verjaagd uit zijn eigen huis. Zou hij in het verre Mesech of Kedar veilig zijn?

En hij zelf? Hij wil vrede. Maar die is hem niet gegund. Een berooide pelgrim op weg naar Jeruzalem. De bede “Bevrijdt mijn ziel, HEER” is voor hem voldoende. Mogen wij in onze zorgen niet als pelgrims verder trekken met de belofte “Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen, die over je waken waar je ook gaat. Hun handen zullen je dragen, je voet zul je niet stoten aan een steen.” ? (Psalm 92, 11 en 12).

Zo mogen ook wij delen in het verlangen om op Gods tijd in zijn Jeruzalem thuis te komen. En vertrouw er op dat je ook onderweg zijn bevrijding zal meemaken.

Psalm 121 – Ik sla mijn ogen op

Soms moet je alle moed verzamelen om je handen te vouwen om te bidden. Je bent als een eenzame pelgrim die radeloos om zich heen kijkt. Kijk naar de bergen – hoe kom ik daar over heen? Kijk naar de bergen – hoe gevaarlijk zal het daar niet zijn? De pelgrim roept het uit: “Ik sla mijn ogen op naar de bergen van waar komt mijn hulp?”

Als een wonder vervolgt hij zijn gebed: “Mijn hulp is van de HEER die hemel en aarde gemaakt heeft.” De HEER legt door het werken van zijn Geest het antwoord in zijn hart. Hij belijdt dat hij zijn pelgrimstocht verder kan afleggen. De HEER, zijn God, zal in alles over hem waken. De HEER zal zijn als de schaduw aan zijn rechterhand. Beschermt voor de hitte van de zon en voor de kou van de nacht.

Het zal je opvallen dat in de prent het getal 40 staat afgebeeld. Ik maakte deze prent toen wij 40 jaren getrouwd waren. Altijd mogen wij om hulp roepen met gevouwen handen. Zo wordt het licht door alle donkere zorgen heen. Ook jij bent geroepen om zo de tocht in je leven te maken. Dan wordt je getroost. En bovendien leer je te zien dat je reis van nu door mag gaan tot in eeuwigheid.

Dit is de troost die wij ontvangen in de weken van de 40-dagen tijd. Het is de rijkdom van het volbrachte verlossingswerk van onze Heer Jezus Christus. schenkt: “… de HEER houdt de wacht over je gaan en je komen van nu tot in eeuwigheid”.

Psalm 122 – Binnen je poorten

Geweldig dat ik uitgenodigd werd. Ik werd niet vergeten en maakte alles gereed voor mijn vertrek. Zo begint Psalm 122: “Verheugd was ik toen ik hoorde: “Wij gaan naar het huis van de HEER.” De blijdschap was enorm toen ik met vele anderen de stad binnentrok. Wij keken naar onze voeten en zeiden tegen elkaar: “… onze voeten staan binnen de poorten, Jeruzalem.”

Dit is voor mij het echte gevoel van deze psalm. Iets waar wij als christelijke gemeente samen met Israël tot en met de dag van vandaag én tot en met de komst van het nieuwe Jeruzalem aan het einde van deze tijd in mogen delen.

Zo leer je opnieuw verder te kijken. Dwars door de stad en het leven van nu heen. Opnieuw mag er verlangd worden naar Jeruzalem. Vol verwondering mag je tegen jezelf en tegen elkaar zeggen: “Vrede zij in jou. Om het huis van de HEER, onze God, wens ik je al het goede.”

Daarom herinneren wij elkaar in deze weken aan de laatste reis van de Heer Jezus naar Jeruzalem. Onderweg nam hij zijn leerlingen apart en zei dat ze naar Jeruzalem onderweg waren waar Hij uitgeleverd zou en ter dood veroordeeld zou worden. (Matteüs 20, 17) Jesaja profeteerde reeds: “… de straf die ons vrede aanbrengt, was op Hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.“ (Jesaja 53, 5, NBV’51) Dit schenkt Hij ook ons binnen de poorten van Jeruzalem.

Psalm 123 – Wees genadig

Soms ben je een slaaf van jezelf, van je omstandigheden, van je ziekzijn, van … vul het zelf maar in. Je bent in alles afhankelijk van wat anderen van je vinden en menen met je te moeten doen. Opgesloten in je eigen huis en in jezelf. Net zoals een slaaf of slavin naar zijn heer of meesteres afhankelijk is.

Of durf je toch op te staan en je handen in gebed omhoog te doen? Verlangend om afhankelijk te zijn van God. Durf je totaal afhankelijk te zijn van de Vader in de hemel? Sla ik mijn ogen op naar Hem die in de hemel troont? (vers 1). Roep ik het uit: “Wees genadig, HEER, wees ons genadig, wij worden meer veracht dan te dragen is.”

Het is niet alleen dat je in alles zoals een slaaf van zijn meester van God afhankelijk durft te zijn. Deze Meester geeft je een taak en ook alles wat je voor je leven nodig hebt. Het is ook dat er “ons” en “wij” geroepen wordt. Je bent niet de enige die zijn ogen naar omhoog opslaat. Samen maken wij als christelijke gemeente onze pelgrimstocht. De Heer Jezus is immers ook zijn pelgrimstocht naar Jeruzalem – lijden en kruisiging – niet voor zichzelf gegaan.

Komende woensdag is de Biddag voor Gewas en Arbeid. Wij bidden voor onszelf, voor elkaar en voor deze wereld. In alles weten wij ons van onze hemelse Vader afhankelijk. Juist ook in deze tijd waar wij zoveel verlangens en ook gebeden in ons hart hebben. Bid mee met Psalm 123: “Wees genadig”. (vers 3)

Psalm 124 – Het net is gescheurd

“Ik ben gewoon er het slachtoffer van geworden. Ik werd meegesleurd en – eerlijk gezegd – ik kon er niets aan doen.” Het leven is vol valkuilen die als verontschuldiging worden gebruikt. Omstandigheden die als kwade machten zijn en je keihard naar beneden kunnen trekken. Vul maar zelf in waar je aan denkt. Gevangen als een zielige vogel in het net.

De pelgrim van Psalm 124 zingt: “… wij zijn als een vogel ontsnapt uit het net van de vogelvangers, het net is gescheurd en wij, wij zijn ontkomen.” (vers 6 en 7) Zo mag elke pelgrim al wandelend leren spreken. Maak binnenkort een wandeling met elkaar en vertel wat je bezighoudt. Lukt het mij en jou wel in deze tijd van crisis? Het is als een net waar je in vastloopt. Zo maak je samen een kleine pelgrimstocht.

Aan begin van deze psalm zegt David wat er de diepste vraag van zijn bestaan is: “Was de HEER niet voor ons geweest, – Israël blijf het herhalen –was de HEER niet voor ons geweest” .. wat dan? (vers 1 en 2)

Zo mogen wij leren om verder te gaan. Juist ook op de zondagen voor Goede Vrijdag. Zeg het maar tegen jezelf en desnoods tegen elkaar: “Was de HEER niet voor ons geweest…”. Deze psalm eindigt met de woorden waar wij ook aanstaande zondag eredienst van onze kerk mee beginnen: “Onze hulp is in de naam van de HEER die hemel en aarde gemaakt heeft.” (vers 8) Zo kun je weer verder.

Psalm 125 – Altijd beschermd

Niet zo lang geleden kregen wij de bloemen uit de kerk. Heel bijzonder was dat. Ze waren niet allereerst voor ons, maar voor de eredienst aan God bestemd. Een prachtige bos tot zijn eer! Bloemen – vind ik – zijn één van de mooiste scheppingen van onze God. Er hing een kaartje aan met de tekst: “Wie op de HERE vertrouwen, zijn als de berg Sion, die niet wankelt, maar voor altoos blijft.” (Psalm 125, 1, NBG’51).

Dit is geen dooddoener, maar een geweldige belofte die de HEER ons geeft! Een belofte uit de hemel die je laat voelen wie u, jij en ik zijn in het hart van God. Als een bloem uit een boeket waar de HEER naar blijft kijken. Een bloem die gekoesterd mag worden in zijn hemels licht.

In Psalm 125 mogen wij ons als pelgrims voelen die onderweg zijn door dit leven. Dwars door de bergen en dalen heen. De pelgrims worden vergeleken met de Sionsberg. Dus die berg zelf. Als een fundament. Zo mogen wij deel hebben aan de Heer Jezus Christus. Paulus schrijft: “…, want niemand kan een ander fundament leggen dan er al ligt – Jezus Christus zelf.” (1 Korintiërs 3, 11). Zo hebben wij deel aan Hem.

En wij…? Kijk om je heen. Zie je de vertrouwde omgeving van je huiskamer. De plek waar je alles in je hart mee maakt? Durf voor jezelf en juist ook voor elkaar het tweede vers te lezen: “Zoals de bergen Jeruzalem omringen, zo omringt de HEER zijn volk van nu tot in eeuwigheid.”

Dit is de eeuwige winst die Jezus Christus ons schenkt in zijn lijden en sterven voor onze zonden. Alle reden om even bij wijze van spreken van je fiets af te stappen om dit tot in je hart te laten doordringen.

Psalm 126 – We waren vol vreugde

We waren vol vreugde”. Wanneer was dat? Vertel er meer over. Dit moet toch een niet te vatten moment zijn geweest. Het leek wel een droom en je kon weer lachen en zingen.

Het is een wonder. Zelfs mensen die niet geloofden moeten erkennen dat de HEER, onze God, aan het werk is. Wij hebben het beaamd: “Ja, de HEER had voor ons iets groots verricht, we waren vol vreugde.” ( Vers 3) Dit is het wonder van Psalm 126. Heel moeilijk was het en bijna niet te dragen. De HEER bracht een radicale omkeer in het land. Geen gevangenschap, geen overheersing – er kon weer gewerkt worden op het land. Er kwam een nieuwe oogst.

In gedachten probeer ik Maria uit Magdala en de andere Maria voor te stellen waar Matteüs over bericht. De Heer Jezus was gestorven. Jozef van Arimatea pakte voorzichtig zijn lichaam van het kruis. De steen werd voor het graf geschoven en de beide Maria’s bleven alleen achter en waren tegenover het graf gaan zitten. (Mt. 27, 62). Ze konden alleen maar wachten vol verdriet.

Later op de vroege Paasmorgen gingen zij opnieuw naar het graf. Toen was alles anders. Wat een wonder! De engel zei: “Hij is opgestaan uit de dood, en dit moeten jullie weten: hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zul je hem zien. “ (Mt. 28, 7) Toen werd er opnieuw gezegd: : “Wij waren vol vreugde.”

Samen met jou wil ik delen in die vreugde: Jezus, Hij is de Overwinnaar. Hij zal ons laten delen in zijn Leven.

Psalm 127 – Hij geeft het zijn lieveling

Hier voel ik me thuis. Ik woon er al jaren. Mijn huis is als een warme jas om heen. Ik voel me er veilig. Ik hoop dat je dit na kunt zeggen. Je huis waar alle lief en leed gebeurt. Maar durf ik ook het volgende tegen je te zeggen: “Als de HEER het huis niet bouwt,…” (Psalm 127, 1) Anders gezegd: het is de plaats waar je een gezegend mens mag zijn. Elke dag opnieuw met van alles bezig en ’s avonds moe naar bed.

De pelgrim van deze psalm deelt met ons zijn ervaring. Hij zegt: “… hij geeft het zijn lieveling in de slaap.” (vers 2) Zo noemt hij zichzelf. Gods lieveling krijgt elke nieuwe morgen alles opnieuw. Hij ziet zijn kinderen als grote geschenken van God. Hij is dwars door alle zorgen van het leven een gelukkig mens. Ik bid je toe dat de zegen van God ook in je leven het echte geluk mag zijn. Wat is de zegen die ik heb ontvangen … waar denk ik aan?

Denk ook even na over wat Petrus aan het begin van zijn eerste brief schrijft. Het echt geluk in zijn leven is de vernieuwing die de opstanding van de Heer op de paasmorgen in zijn leven teweeg brengt. Dan hoeven we niet meer te zeggen, dat ons leven vergeefs is: “Geprezen wij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid heeft hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstandging van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop.” (1 Petrus 1, 3)

Wij wensen elkaar een gezegend Paasfeest, opdat wij mogen delen in het echte Leven dat de Heer Jezus ons schenkt!

Psalm 128 – In een kring om je tafel

In een kring om je tafel”; vers 1. Samen aan tafel als gezin. Altijd is dat een bijzonder moment. Misschien denk je terug aan vroeger. Het avondeten was gereed en het was een moment waar rust vanuit mocht gaan. Maar soms ook met de nodige spanning. We zijn mensen die altijd van alles moeten meemaken.

Ik moet denken aan de avond van het Paasfeest. De Heer Jezus komt in hun midden. De leerlingen schrokken hevig. Hij vroeg waarom ze zo bang waren. Hij toonde zijn handen en voeten. Lucas schrijft dat ze het van vreugde niet konden geloven en stomverbaasd waren. (zie Lucas 24, 41). De Heer vraagt “Hebben jullie iets te eten?” Samen werd er gegeten. Bij de leerlingen werd schrik en angst weggenomen. Zo mogen wij Psalm 128 lezen. Er is sprake van een gezin; vader, moeder en de kinderen. Oosterse beelden over een wijnstok en een vijgenboom worden er gebruikt. Misschien vreemd voor ons vandaag. Maar het gaat ten diepste over de afhankelijkheid van de zegen en het leven dat de HEER geeft.

Ook als gezinnen hebben wij deel aan de pelgrimstocht van de kinderen van God. Elke gezin mag delen in “de voorspoed van Jeruzalem.” (vers 5). Is dit niet het leven dat de Heer Jezus ons schenkt? Hij is de Overwinnaar van de Paasmorgen!

Al lezend in Gods Woord mogen wij – persoonlijk en als gemeente – de weg gaan die Hij wijst. Hij is de Weg en het Leven. En wij… wij mogen gelukkig geprezen worden: “Gelukkig ieder die ontzag heeft voor de HEER en de weg gaat die hij wijst.” (vers 1)

Psalm 129 – …, maar gebroken hebben ze mij niet

Samen ben je onderweg. Al wandelend raak je met een medepelgrim in gesprek. Niet alleen vandaag is aan de orde, maar ook de hele bagage van je leven. Het zijn herinneringen over verdriet, verliezen, tegenslagen die je niet alleen persoonlijk, maar juist ook samen moest meemaken. Het leven blijkt als een diep ravijn te zijn. De pelgrim van Psalm 129 neemt geen blad voor de mond. Zijn leven tot nu toe is heel moeilijk. Wie ben ik wanneer ik zij aan zij met hem mee zou lopen? Ook ik mag mijn leven vertellen. Zijn levensles zal mij raken. Hij zegt tegen mij: “…, maar gebroken hebben ze mij niet.” (vers 2)

Hij kijkt vooruit. Zijn tegenslagen en zijn tegenstanders zijn als gras op de platte daken van de huizen. Het is onkruid dat in de felle zon verdort. Zijn vijanden zullen uiteindelijk op de vlucht slaan. Voor hen zal de aarde droog en dor zijn. Niets te oogsten. Er zal niemand zijn die tegen hen zal roepen: “Moge de HEER u zegenen.” (vers 4)

De pelgrim die naast me loopt kijkt me aan. Een weerwoord had ik niet. Zijn leven lijkt zoveel op dat van mij. Hij doet zijn handen omhoog en hij zegt: “Wij zegenen u in de naam van de HEER.” (vers 8) Ik spreek deze woorden met hem mee – dat is genoeg.

Denk ook eens aan de Emmaüsgangers. Ze waren onderweg naar huis. Het duurde enige tijd voordat ze hun Heer herkenden, maar Hij liep wel met hen mee. (Lucas 24, 13-35)

Psalm 130 – Uit de diepte roep ik

Opnieuw moest ik aan hem denken. Ik kan je niet zeggen wat er in hem omging toen hij hoorde dat zijn verloofde in verwachting was. Niet van hem. Jozef ontmoet in de nacht een engel die hem in zijn angsten en zorgen de weg wijst: “Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest. Geef hem de naam Jezus, want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.” (Matteüs 1, 20 en 21) En in het morgenlicht wist hij wat hem te doen stond.

“Uit diepte van ellende roep ik tot U, HEER. Gij kunt verlossing schenken, ik werp mij voor U neer. O, laat uw oor zich neigen, tot mij, tot mijn gebed. Laat mij gehoor verkrijgen, red mij, o HERE redt.” (Psalm 130, 1 berijmd)

Dit is geen ‘sorry’ zeggen, maar diepe verootmoediging voor God. En wij… is de Heer Jezus de Bevrijder van onze zonden? Ons falen, onze mislukkingen, onze kwade woorden, onze gemakzucht en onze opstand. Wat moet ik in gebed – en ook mijn naaste – opbiechten?

De pelgrim van Psalm 130 mag als zondig en gebroken mens uitzien naar de morgen. Net als Jozef dwars door de nacht heen naar een nieuwe morgen. Elke dag opnieuw als een wachter op het morgenlicht van Gods vergeving. Hij roept het de andere pelgrims toe: “Israël, hoop op de HEER! Bij de HEER is genade, bij hem is bevrijding, altijd weer. Hij zal Israël bevrijden uit al zijn zonden.” (vers 8) Zo mogen jij en ik ’s morgens wakker worden als een Jozef van vandaag – levend van de Bevrijder van onze zonden: de Heer Jezus Christus!

Psalm 131 – Als een kind

Hoe zou je willen zijn? En op wie zou je het liefst willen lijken? Noem je dan iemand die beroemd is of gaan je gedachten toch naar één van je ouders of naar iemand met wie je bevriend bent?

Psalm 131 zet ons ertoe om te denken aan een klein kind. Een jongen of meisje vast gehouden door zijn eigen moeder. De adem en de hartslag worden gevoeld. Stil en helemaal veilig – dat is voldoende.

De pelgrim uit van deze psalm laat zijn gedachten gaan naar zijn jongste jaren. Thuis bij moeder. Alle onrust en zorgen heeft hij op zijn pelgrimstocht achter zich gelaten. Het is niet meer nodig om groots of hoogmoedig te doen. Al lopend zingt hij: “Nee, ik ben stil geworden, ik heb mijn ziel tot rust gebracht. Als een kind op de arm van zijn moeder, als een kind is mijn ziel in mij.” (vers 2)

Zo mogen ook wij rust en kracht vinden om de tocht van ons leven te gaan. Nu tussen Pasen en Pinksteren. Denk aan de oproep die de apostel Johannes doet in zijn eerste brief: “Bedenk toch hoe groot de liefde is die de Vader ons heeft geschonken! Wij worden kinderen van God genoemd, en dat zijn wij ook!” (1 Joh. 3, 1) Zo leven wij onder een open hemel. God liefde daalt neer en vervult onze harten en onze kerk!

Tot slot roept de pelgrim ons toe: “Israël, hoop op de HEER, van nu tot in eeuwigheid.” Doe het – je kunt ook nu samen je pelgrimstocht vervolgen. Zo zijn wij op weg naar het Pinksterfeest!

Psalm 132 – Ik zal mijn tent niet binnengaan

Er zijn mensen voor wie ik een enorme bewondering heb. Altijd kan ik van hen leren. Aan wie denk jij? Ik denk aan doorzetters. Al is het soms nog zo moeilijk… gewoon doen ook al weet je niet wanneer het gelukt is. Zo’n iemand is David. Hij is iemand met een geweldig grote pelgrimsopdracht. Niet uitrusten en in slaap vallen in het eigen tentje. Het was zijn missie om er voor te zorgen dat de ark van God in Jeruzalem kwam. In 2 Samuël 6 is er over te lezen. Onderweg sterft één van zijn medewerkers, Uzza. Zijn vrouw Michal is woedend. Haar man danste en zong. Hij vierde feest met het gewone volk. Zo doe je als koning niet! En toch zette hij door. De priesters en de Israëlieten juichten.

De pelgrims uit Psalm 132 zingen er over. Ze bidden David en zijn zonen Gods beloften toe. Ze zijn geroepen om het zicht op Gods verbond en geboden te houden. De pelgrims trekken Jeruzalem binnen. Een heel bijzondere stad. Hier is Gods zegen werkelijk aanwezig. In de tempel en ook in het koningshuis van David. Hier heeft God voor zijn gezalfde een lamp ontstoken. Daar wil je zijn en op adem komen.

En nu ben ik met jou aan de orde. Zijn ook wij doorzetters als het om de liefde voor God en onze Heer Jezus gaat? Voor zijn huis – een gemeente vol geloof. Voor elkaar – dus gewoon waar we leven en wonen. Dus trek je bij wijze van spreken niet terug in je eigen tentje, maar wees een gezegend mens!

Psalm 133 – Hoe goed is het

Durf je dit met mij te delen? Ik ben dankbaar dat ik bij deze gemeente mag horen. Ik ben hier gedoopt. Het is voor mij geen zondag als ik niet naar de kerk kan. Samen mogen wij een liefdevolle gemeenschap zijn. Dit is het echte diepe gevoel van Psalm 133. De pelgrims zijn nog altijd onderweg. Jeruzalem is niet ver meer. Onderweg werden de zorgen en ook de angsten met elkaar gedeeld. De bergen die rondom Jeruzalem zijn (Psalm 125, 2) zijn niet ver meer.

Deze week vieren wij de dag van de Hemelvaart van onze Heer Jezus Christus. De Heer zelf beloofde de komst van de Heilige Geest en een tweetal engelen wezen naar de toekomst. Hij zal op dezelfde wijze terugkomen als ze Hem naar de hemel hebben zien gaan. Zijn Koninkrijk komt!

Het gebeurde op één van de bergen van Jeruzalem. De Olijfberg ligt vlak bij de stad. Na het troostvolle afscheid van hun Heer gingen de leerlingen terug naar de stad. Samen kwam men bijeen in het bovenvertrek waar ze verblijf hielden. Vurig een eensgezind wijdden zij zich aan het gebed. (zie Handelingen 1, 9-14)

Het werd een heerlijke tijd. Weldra was men met 120 mensen bijeen; zie Handelingen 1, 15. Ik vertrouw er op dat deze Psalm van David in de dagen voor het Pinksterfeest geklonken zal hebben: “Hoe goed is het, hoe heerlijk als broeders bijeen te komen.” Binnen anderhalve week brak het Pinksterfeest aan!

Psalm 134 – Heft uw handen op

Het was een lange reis. Een reis met 15 pelgrimsliederen waarin alles wat ons kan overkomen wordt benoemd. Het was samen optrekken naar de grote feesten in het huis van God. Het werd Pasen en het is Pinksteren. Voor de pelgrim van toen mag het zijn als voor elke pelgrim van vandaag.

Hoe dat je is leven ook is of wordt – het is leven onder de zegenende handen van onze hemelse Vader. Zo leef je heel dicht bij Hem. En durf er op te vertrouwen dat Hij je altijd in Jezus’ Naam zal leiden door zijn Geest.

Hoe maakt het de pelgrim van Psalm 134 het mee? Hij is op weg naar het huis van de HEER in Jeruzalem. De priesters in de tempel zijn geroepen om dag en nacht Gods Naam te zegenen of loven. Hij moet gedankt en geprezen worden. Mogen ook wij niet in onze gebeden uitspreken wie onze God is? Hem danken voor wie Hij in Jezus Christus is. Een liefdevolle Vader in de hemel die zich altijd over zijn kinderen ontfermt. Dit geloof legt de Geest in onze harten.

Wanneer wij met de pelgrim van Psalm 134 meebidden is er niet alleen voor onszelf, maar juist ook voor onze naaste een gebed dat de HERE door het werken zijn Heilige Geest zal zegenen:

Dat ’s HEREN zegen op u daal’

zijn gunst uit Sion u bestraal’

Hij schiep ’t heelal, zijn naam ter eer

looft, looft dan aller heren HEER!

Zo mogen wij als gemeente samen onze pelgrimstocht maken onder de leiding van Gods Heilige Geest.