Onvoorwaardelijke liefde

Graag wil ik je meenemen naar een aantal voor mij bijzondere momenten. Het gaat over het lijden, het sterven en de opstanding van de Heer Jezus Christus. De woorden die in mijn hart zitten mag je lezen en de beelden die in mijn hoofd zitten mag je zien.

Gebed van Jezus in de Olijfgaard

Het is de gewoonte van de Heer om op de Olijfberg te bidden. ( Lc. 22, 39). En gewoonten verraden je altijd. Vandaar dat Judas weet waar Hij is. Eeuwen geleden was Daniël in de problemen gekomen, omdat hij steeds op dezelfde plek ging bidden. (Daniël 6, 11-13). Hij kwam in de leeuwenkuil terecht. De Heer Jezus wordt verslonden door zijn leeuwen.

Ze moesten de beek Kidron oversteken. Van Jeruzalem naar beneden en dan omhoog naar de Olijfgaard. Die beek stelt niet veel voor. Men zegt dat Kidron komt van “vuil zijn”. Geen levend water uit een bron, maar een afvoerkanaal. Wanneer het in Jeruzalem regent, stroomt het water weg door die beek. En verder nu moet je maar raden waar een grote stad voor zorgt.

Hij moet die beek oversteken. De Heer steekt hem over met alle ellende en alle zonden van ons leven. Daar ligt Hij. Daar bidt Hij. Hij – het levend Water – moet die vieze beek over. Zijn leerlingen blijven op afstand staan. Ook Judas en zijn manschappen (Johannes 18, 3) moeten nog even wachten voordat Hij uit het donker van de Olijfgaard in het licht van hun fakkels te voor schijn komt.

Malchus genezen bij de Kidronbeek

Het is niet gemakkelijk om te wachten bij de Kidron. De Heer Jezus bidt in de Olijfgaard. Het maanlicht valt op de olijvenpers. Onder één van die olijfbomen ligt Hij. Hij wordt uitgeperst als de eerste en beste olijf. In zijn doodsangst vallen druppels zweet als zware, donkere druppels bloed op de grond. (Lucas 22, 45)

Na zijn gebed gaat Jezus naar zijn leerlingen. Hij is nog niet uitgesproken of Judas omarmt Hem en kust Hem. Hij wordt vastgegrepen en het gaat richting het huis van de hogepriester. Terwijl men zich oriënteert om de Kidron opnieuw over te steken, pakt Petrus zijn zwaard en slaat op één van de mannen in. Het is Malchus. (Johannes 18, 10). De slaaf van de hogepriester. Zijn oor valt op de grond. Terwijl hij neervalt en tast om zijn oor te vinden, knielt Jezus naast hem neer.

“Malchus”- wat gebeurt er? Malchus betekent “koning.” Je roept: wat gebeurt er met je? Je roept koning al is hij maar slaaf. En die andere koning – Koning Jezus – geneest deze kleine koning. Samen geknield bij het vuile water van de Kidron.

Nu worden de handen van Jezus geketend. Handen die in de dienst van de hemelse genezing staan. Handen die levenslang hebben liefgehad, geholpen, genezen en hebben gezegend. Malchus wat heeft het met je gedaan? Hij voelt aan zijn oor. Genezen. Welke woorden hebben zijn oor gehoord? Is de liefde voor zijn genezen oor als een gezegend woorrd in zijn hart doorgedrongen?

Petrus en de haan van de hogepriester

Jezus is gearresteerd. Nu gaat het richting het huis van de hogepriester. In die nacht kraait zijn haan. Ik heb voor die haan geen goed woord over. ’s Morgens vroeg kraait hij. Men zegt dat hij dit niet doet, omdat de zon opkomt, maar omdat hij een biologische klok heeft. De klok van die haan van de hogepriester is totaal van slag! Hij kraait ’s nachts. (Lucas 22, 62). Hij staat boven aan de trap van het deftige huis van de hogepriester. In het schijnsel van de vuur is hij te horen en te zien. Dwars door de duisternis klinkt zijn stem.

Petrus verloochent zijn Heer driemaal. Hij is bij de soldaten aangeschoven. Hij voelt de warmte van het vuur. Hij vecht tegen het ongemak van de vragen wie hij is. Hij wil een onzichtbare leerling zijn. Plotseling kraait de haan. Zijn schelle, harde roep schalt over het plein. Het weerkaatst tegen de muren en verscheurt het hart van Petrus. Driemaal zijn Heer verloochend.

Huilend snelt hij naar buiten. Dan ben je geen grote kerel meer. Keihard geveld door die haan. De hogepriester is er – denk ik – niet echt wakker van geworden. Petrus vlucht weg. De soldaten blijven doen met Jezus waar ze zin in hadden. Meer is er niet te zeggen. ( Lucas 22, 63-64) De vraag is wel wat er in mijn leven gebeurd, wanneer een willekeurige haan begint te kraaien.

Barabbas is een vrij man

Van gewoonten moet je het het hebben. Mensen zijn blijkbaar gewoontedieren. Ook wat hun boosheid en jaloezie betreft. Pilatus heeft de gewoonte om op het Paasfeest iemand gratie te verlenen. Het volk mag zeggen wie het deze keer moet zijn. (Marcus 15, 6) Wie zal hij nu vrijlaten? Alstublieft toch niet die Jezus uit Nazaret. De menigte wordt opgehitst om Barabbas vrij te laten. Een opstandeling die enkele moorden heeft gepleegd. Was hij in hun ogen niet de verzetsheld geworden tegen het gezag van de romein Pilatus?

De keuze is tussen de ene en de andere Barabbas. Die naam betekent letterlijk ‘zoon van de vader”. Barabbas is net als zijn vader. Een huishouden waar je beter niet mee te maken kan krijgen. En toch is hij een verzetsheld geworden. Hij moet vrij. En het antwoord van Jezus op de vraag van de hogepriester of hij de Zoon van de Gezegende is, is het antwoord: “Dat ben Ik”. (Marcus 14, 61-62) Hij is geen verzetsheld, maar de opponent tegen hun gezag. De ene zoon van de vader tegenover de echte Zoon van de Vader.

Barabbas wordt een vrij man (Marcus 15, 15). Hij neemt de benen. De menigte heeft voldoende aan die andere Barabbas. Wie is hij nu? Eenzaam en verward? De lege straten van de stad in. Wie ben je vandaag als je leven te danken hebt aan het kruis van Jezus? Zeg ik tegen Hem: “U bent mijn Barabbas, Zoon van de hemelse Vader.”

Josef koopt een stuk linnen

Josef van Arimatea is een vooraanstaand raadsheer. Hij is een volgeling van Jezus. (Matteüs 28, 57) Hij raapt alle moed bijeen. (Marcus 15, 43). Na de kruisiging gaat hij naar Pilatus en vraagt om het dode lichaam van Jezus. Eerst wordt gecontroleerd of Jezus al gestorven is.

Daarna haast hij zich naar een verkoper van linnen. (Marcus 15, 46) Een meterslange smalle strook om het lichaam van zijn Jezus in te wikkelen. Van de oksels tot en met de beide voeten. Over het gezicht en de schouders nog een soort hoofd- of zweetdoek. Tussen de stroken linnen worden specerijen gegoten, zodat de doeken zich aan elkaar kunnen hechten.

Het prachtigste linnen voor zijn Heer. Snel de stad uit. En een eindje verder vlak bij een olijfgaard is een nieuw graf. (Johannes 19, 41) De vrouwen die Jezus volgen zijn er bij.

Josef raakt me. In het geheim een volgeling en daarna de eerste die onder het motto “wat er ook gebeurt” voor zijn Heer kiest. Hij weet niet hoe het verder gaat. En tóch kiest hij voor Jezus. Een eervolle begrafenis, omdat het voor hem geen grotere eer bestaat dan zijn Jezus in zijn eigen graf te leggen. Hoe kan ik Josef hierin volgen? Of ligt Jezus ook niet in mijn graf? – als je begrijpt wat ik bedoel. Hij stierf immers vol liefde voor mij. Hij is voor mij het graf ingegaan in prachtig geurig linnen – zo is wacht Hij op de vroege, nieuwe Paasmorgen.

Engelen van de opstanding

Mannen in stralende gewaden. Zo beschrijft de evangelist hen op de Paasmorgen. (Lucas 24, 4). Ik denk hier aan de inwijding van de tempel van Salomo. Alle Levitische zangers zijn gekleed in fijn linnen. Zij moeten muziek maken ter ere van de HEER. Er wordt gezongen: “De HEER is goed, eeuwig duurt zijn liefde.” Toen vulde de majesteit van God de hele tempel. (2 Kronieken 5, 12-14).

Het hemelsblauw van de hemel en het licht van de zon vult het lege graf en de verlaten graftuin. De Heer is waarlijk opgestaan. De vrouwen schrikken en slaan de handen voor ogen. Zo veel hemel is er niet te verdragen.

En hoe is nu met jou? Hebben wij de boodschap van die hemelse mannen met hun stralende kleding al vernomen? En zijn jij en ik op de Paasmorgen van streek? Licht in de duisternis van het eigen leven en als Licht voor heel deze wereld. Op de Paasmorgen doen wij het met de woorden van de prachtig geklede engelen: “De Mensenzoon moest worden uitgeleverd aan zondaars en moest gekruisigd worden en op de derde dag opstaan.”(Lucas 24, 7)

En tot slot nog dit: verlang er ook naar om als Petrus te zijn. Hij rent naar het graf, gaat naar binnen en hij bukt. Alleen de linnen doeken die Josef van Arimatea had gekocht liggen er nog. Petrus rent terug vol verwondering over wat er gebeurd is. Die verwondering is voor mij genoeg! En voor jou…? (Lucas 24, 1).